|

De seksindustrie roept veel vragen op waarvan sommige ongemakkelijk zijn. Hoe definieer je bijvoorbeeld de term ‘dwang’? Wanneer is er sprake van dwang, en wanneer van vrijwilligheid? Iemand die door een handelaar gedwongen wordt in de prostitutie te werken kan zelf jaren volhouden dat het werk vrijwillig wordt gedaan. Tegelijkertijd kan iemand die zelf kiest voor de prostitutie te horen krijgen dat ‘het vast geen vrijwillige keuze is’. Ethiek, moraal en persoonlijke betrokkenheid buitelen over elkaar heen. Het blijkt lastig om een neutraal en objectief gesprek te voeren over prostitutie in Amsterdam gebaseerd op beschikbare data. Aan de ene kant omdat zoveel mensen emotioneel betrokken zijn; aan de andere kant is er onvoldoende onderzoek gedaan, en worden de uitkomsten van onderzoeken die wél gedaan zijn in twijfel getrokken.1

Hoogste tijd dus om een aantal vragen te stellen en nieuwe richtingen te verkennen. Vragen die ervoor kunnen zorgen dat het vastgedraaide debat weer vlot wordt getrokken. Vragen die ook de bestuurders van Amsterdam wellicht verder kunnen helpen om de prostitutiewereld op een innovatieve manier te reguleren. Want dat er veel overlast is – bijvoorbeeld op De Wallen – en dat er iets moet veranderen, daar lijken veel Amsterdammers het wel over eens.2

Geweld en vernederingen

De prostitutiewereld is keihard. Veel sekswerkers hebben het moeilijk. Dit blijkt onder andere uit recent onderzoek onder ongeveer 300 prostituees in Nederland van PROUD en SOA/Aidsfonds in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam. Maar liefst 74% van de prostituees kregen in de laatste twaalf maanden voor het interview te maken kregen met pesterijen en vernederingen, 60% minimaal 1x met fysiek geweld, en 78% met seksueel geweld waarvan 38% aangerand of verkracht werd (waarvan 30% door een klant, zie p.23).3 Ook het regelen van dagelijkse zaken is voor prostituees ingewikkeld. Zij kunnen zich bijvoorbeeld inschrijven als ondernemer bij de Kamer van Koophandel, maar kunnen vervolgens geen lening of hypotheek krijgen als duidelijk wordt dat ze in de seksindustrie werken.4 Veel mensen die in de prostitutie werken zijn afkomstig uit het buitenland. In het onderzoek van Regioplan (2014) onder vrouwen, werkzaam bij een vergund bedrijf of werkzaam als zelfstandige escort of thuisprostituee was minder dan de helft (47%) in Nederland geboren. 21% kwam uit Oost-Europa, 15% uit Midden- en Zuid-Amerika en 11% uit Azië.5 Een minder goede beheersing van de Nederlandse taal en kennis van Nederlandse rechten, plichten en voorzieningen maakt hun sociale positie en weerbaarheid minder sterk.6

Het beroep van sekswerker is niet alleen zwaar, maar het levert ook nog eens veel risico’s op voor de persoonlijke gezondheid. Het is daarom verbazingwekkend dat de instapeisen zo laag zijn. Waarom is het maatschappelijk geaccepteerd dat mensen uit het buitenland, zonder fatsoenlijke opleiding, in Nederland als sekswerker aan de slag gaan? Het beroep is toch al zwaar, maar vaak ondervinden ze ook nog de nadelen van een gebrek aan taal- en cultuurkennis welke een cruciale rol kunnen spelen in enerzijds hun dienstverlening en anderzijds het inschakelen van hulp wanneer dit nodig is. Het huidige beleid werkt door de lage instapeisen mogelijk misbruik juist in de hand. Als prostitutie legaal blijft in onze samenleving zou de lat veel hoger gelegd moeten worden. Denk bijvoorbeeld aan een taaltoets, een opleidingsplicht met een combinatie van theater, sport, gezondheidswetenschappen, seksuologie en psychologie, intervisie en functioneringsgesprekken en een loopbaancoach die begeleiding kan geven. Dan wordt het ook eenvoudiger om misstanden in een vroeg stadium vast te stellen. Een scholingsplicht kan er voor zorgen dat kwetsbare mensen op jonge leeftijd niet zo gemakkelijk in de prostitutie terecht komen en kan gekoppeld worden aan het verkrijgen van een vergunning. In de prostitutie stappen is gemakkelijk – uitstappen is lastiger, soms zelfs onmogelijk. We geven hier als maatschappij veel geld aan uit. De overheid zou de sector veel serieuzer moeten nemen, en niet moeten toestaan dat dit het afvoerputje van de arbeidsmarkt wordt.

Financiële motieven, zoals voor zichzelf en familie kunnen zorgen (37%), meer willen verdienen (23%) of financiële nood en schulden (22%) zijn de meest genoemde redenen om in de prostitutie te gaan werken.6 Er zijn nog weinig experimenten bekend met mensen die dit werk zouden doen wanneer deze beloning zeer gering of niet nodig zou zijn. Daarmee zou deze markt ideaal zijn voor een experiment met een basisinkomen voor mensen die dat zouden willen. Dit haalt de financiële zorgen weg, en geeft deze mensen de mogelijkheid zich verder te ontwikkelen en geeft tegelijk nieuwe inzichten in de rol van financiële motieven aan de aanbodkant. Tegelijkertijd filtert dat de mensen die er wel voor kiezen dit werk te doen omdat het hun passie is eruit. Het staat hen dan vrij om te blijven werken.

Kijk niet alleen met een economische bril naar de seksindustrie – maar ook met een morele

Stel dat we met een puur klassiek-economische bril naar deze markt zouden willen kijken. Dan zou er gekeken kunnen worden naar mogelijke externe ruimtelijke effecten. Uit recent academisch onderzoek blijkt dat huizen die naast een bordeel of seksclub staan 6000 euro per jaar minder waard worden.7 Verplaatsing naar een rustigere en afgelegen plek kan dus maatschappelijke winst opleveren. Een andere mogelijkheid zou zijn om de kopers van huizen naast seksclubs of bordelen te compenseren door het heffen van een buurtprostitutiebelasting. Deze economische bril uit de jaren tachtig van de vorige eeuw is echter te beperkt omdat er waarden in het spel zijn zoals vrijheid, eerlijkheid, mogelijke dwang en de opvatting over wat verhandelbaar zou moeten zijn.8 Deze waarden komen niet allemaal in de markttransactie tot uitdrukking en de klassieke economische kijk gaat ook nog voorbij aan de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen in de markt. Op andere terreinen in de samenleving, zoals bijvoorbeeld het milieu, zien we daarom al een sterke tendens naar het nemen van gezamenlijke verantwoordelijkheid in plaats van het afschuiven van de negatieve gevolgen door consumenten en producenten op de samenleving in de hoop dat de overheid ingrijpt of dat maatschappelijke organisaties de problemen mogen oplossen.

Neem ook de sekskoper verder onder de loep

Als we het debat dus meer zouden benaderen vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid van betrokken partijen in de markt (consumenten, producenten, overheid en maatschappelijke organisaties), zou het goed zijn om de rol van de sekskoper verder onder de loep te nemen. In het huidige beleid blijft de koper namelijk volledig buiten schot, wat vreemd is omdat de vraag van de sekskopers de seksindustrie draaiende houdt. Wat is zijn verantwoordelijkheid voor mogelijke negatieve bijeffecten van de prostitutiesector? Spelen de motieven van de sekskoper en mogelijke verslaving een rol in de maatschappelijke evaluatie van de markt? Weet de koper eigenlijk wel wat er gebeurt in de seksindustrie en wat zijn aandeel daarin is? Zijn er bijeffecten op de gezondheid en het functioneren van de sekskoper op de langere termijn?

Een economische beleidsoptie die meer aansluit bij gedeelde verantwoordelijkheid is circulaire financiering in de prostitutiesector waarbij er een consumentenbelasting komt die geïnvesteerd wordt in uitstapprogramma’s, voorlichting en preventie of in een basisinkomen voor prostituees die willen uitstappen. Deze circulaire belasting zal de rechtsgang in geval van wettelijk onrecht natuurlijk nooit kunnen vervangen, maar kan op de kortere termijn wel bijdragen aan een structurele financiering van uitstapprogramma’s en een meer gelijke verdeling van verantwoordelijkheid in de markt. Duidelijkheid over de bestemming van deze consumentenbelasting kan de maatschappelijke acceptatie van het instrument verhogen. Dit idee kan ook werken voor andere markten waar maatschappelijke kosten gemaakt worden om mensenhandel tegen te gaan.

Behoefte aan meer en betrouwbare data

Daarnaast is er behoefte aan betrouwbare data: er worden goede stappen gezet, maar er moet meer wetenschappelijk onderzoek gedaan worden om het debat over de effecten en de bijbehorende onzekerheid eerlijk te kunnen voeren. Eigen meningen en felle betogen zullen blijven klinken en het is wijs te blijven luisteren omdat deze emoties ook wijzen naar de bovengenoemde waarden die er op het spel staan. Verder onderzoek op het terrein van gezondheid is bijvoorbeeld noodzakelijk. Kan de GGD meer anonieme data leveren over de gezondheidseffecten voor de lange termijn? Welke trends nemen zij waar over de tijd en in de ruimte? Hoe staat het met de monitoring van de eisen die de Arbodienst stelt aan goede werkplekken? En zijn er nieuwe methodes om te meten hoeveel procent van de prostituees worden gedwongen dit werk te doen? De huidige cijfers zeggen dat dit tussen de 8% en 90% voor een klantcontact is en dat zegt dus dat het substantieel is en dat er nog veel onzekerheid is.9,11 Deze cijfers moeten worden uitgelegd en gespecificeerd door duidelijke definities van dwang en eerlijkheid over de onzekerheidsmarges.

Herhaalde klantkeuzes en de kans op seks onder dwang

Het rapport ‘In gesprek met de klant’ van de GGD is een innovatieve studie die goed inzicht geeft in een aantal overwegingen en keuzes van klanten van prostituees in Amsterdam (alhoewel het onduidelijk is hoe representatief de resultaten zijn). Hierin wordt een schatting gemaakt van grofweg 1000000 bezoeken per jaar en ongeveer 195000 unieke klanten per jaar in Amsterdam. Ongeveer 70% van de klanten is langer dan 6 jaar klant (zie p.41).

Een voorbeeld van een duiding van cijfers in relatie tot verantwoordelijkheid van de sekskoper is het berekenen van de kans dat een klant redelijkerwijs minimaal 1 keer seks heeft met een prostituee die het werk niet uit vrije wil doet. Wanneer we de zojuist genoemde ondergrens hanteren van 8%, zal voor een (reguliere) klant die 10 jaar lang, 4 keer per jaar een prostituee bezoekt de kans ongeveer 96,4% zijn dat er bij deze 40 bezoeken minimaal 1 keer seks onder dwang heeft plaatsgevonden.11 Bij een kans van 15% op dwang stijgt deze kans naar 99,8%. Hierbij neem ik aan dat een klant niet kan weten of er sprake is van dwang en dat de sekswerker dit ook niet laat merken aan de klant wat gegeven de uitkomsten van het GGD onderzoek redelijk plausibel lijkt, maar waar nog verder onderzoek naar gedaan kan worden.11 Als cijfers onzeker zijn wil dat niet zeggen dat ze onbruikbaar zijn.

Sommigen zijn van mening dat vanwege de aard en impact van mogelijke dwang het gebruik van een ondergrens onverantwoordelijk kan zijn. Aangezien het grootste deel van de klanten diensten af neemt die onder dwang gerekend zouden worden tot verkrachting11, zou vanuit het voorzichtigheidsprincipe juist met de bovengrens gewerkt moeten worden. Anderen zeggen dat de definitie van dwang niet ruim genoeg is als we 8% aannemen. Zonder in deze discussie een positie in te nemen geeft Tabel 1 een overzicht van dezelfde berekening van de kans op minimaal 1 keer seks onder dwang met bovenaan de kans dat een prostituee onder dwang werkt voor een gegeven klantcontact en in de linker kolom het aantal bezoeken van een klant.

Kans op dwang voor 1 klantcontact (p)
Aantal bezoeken van een klant (n) 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6
5 0,410 0,672 0,832 0,922 0,969 0,990
10 0,651 0,893 0,972 0,994 0,999 1,000
15 0,794 0,965 0,995 1,000 1,000 1,000
20 0,878 0,988 0,999 1,000 1,000 1,000
25 0,928 0,996 1,000 1,000 1,000 1,000
30 0,958 0,999 1,000 1,000 1,000 1,000
35 0,975 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000
40 0,985 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000

Tabel 1: De kans op minimaal 1 keer seks onder dwang: 1-(1-p)n

Informeer burgers en betrek hen bij besluitvorming

Het laatste punt betreft de besluitvorming en representatieve burgerparticipatie rondom prostitutie. Met een pluralistische democratische bril op is het vreemd dat de burgers van Amsterdam zo weinig betrokken en geïnformeerd worden door onafhankelijke partijen. Wat vinden zij van de huidige stand van zaken in de seksindustrie in hun stad? Welke waarden vinden zij doorslaggevend voor besluiten over de toekomst? Geef hen de beste informatie over de effecten van verschillende beleidsopties en laat hen dan zelf een normatief oordeel vellen zodat ook zij kunnen meedenken over het beleid.13 Geef hen een stem in het debat want het gaat tenslotte ook over de inrichting van hun leefomgeving en hun afweging van vrijheid, marktwaarde, aanzicht van de stad en de bijbehorende lusten en lasten. 14 Burgermeester Halsema heeft een aantal strategische voorstellen gedaan om de prostitutiesector te verbeteren, maar het is tot op heden onduidelijk wat de effecten hiervan zullen zijn en of deze in lijn zijn met de visie en doelen van bewoners voor de stad. Wordt het doel voor de toekomstige inrichting van deze markt een groeiende marktwaarde creëren door meer sekskopers en lagere kosten? Het maximaal verminderen van de mensenhandel in de markt? Het minimaliseren van illegale prostitutie door bijvoorbeeld inzet van internetrechercheurs? Of is het doel om de markt financieel en organisatorisch anders in te gaan richten zodat de verantwoordelijkheden meer gedeeld worden?

Voldoende vragen dus die uitnodigen om met elkaar en met hernieuwde energie en openheid het gesprek te voeren. Een gesprek waarbij alle partijen, hoe moeilijk dat soms ook is, gevraagd wordt hun eigen mening te laten aanvullen door de beschikbare onzekere informatie. Een gesprek dat gevoerd wordt op basis van de best mogelijke feitelijke informatie en met ruimte voor diversiteit in de normatieve weging van deze feiten lijkt in het debat zeer hard nodig. Laten we recht doen aan de mensen die werken in deze sector en elkaars opvattingen blijven bevragen niet in de laatste plaats de opvattingen van Amsterdammers zelf.

Paul Koster (Afdeling Ruimtelijke Economie, John Stuart Mill College, Vrije Universiteit Amsterdam)

 

Dit artikel is gebaseerd op een interview met Simone Schoemaker (THDV en Scharlaken Koord). Er werd naar een eerdere versie gelinkt in de charitatieve bijlage van dagblad Trouw ‘Samen tegen mensenhandel’ (oktober 2019). De auteur is verantwoordelijkheid voor de inhoud en staat open voor verbeteringen en suggesties in het geval van mogelijke fouten in cijfers, interpretatie of omschrijving. Los van suggesties kunt u ook inhoudelijk reageren via email: p.r.koster@vu.nl. De auteur wil Marja Sijpesteijn (Scharlaken Koord) en Ellen Woudstra (Vrije Universiteit Amsterdam) bedanken voor zinvolle aanvullingen en correcties.


Voetnoten

  1. Rapport Prostitutie en Mensenhandel in Nederland (C.E. Dettmeijer-Vermeulen Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, M. Boot-Matthijssen & S. Kragten-Heerdink, 2016). Direct na verschijning volgde een stroom van protest over de totstandkoming van de cijfers. Zie bijvoorbeeld het artikel Hoe gegoochel met cijfers over mensenhandel sekswerkers ernstig schaadt (Linda Duits, Brainwash.nl, 2017).  Daarnaast deed de Zweedse actrice Sofia Helin veel stof opwaaien met haar uitspraak dat er in Nederland 7x meer mensenhandel voorkomt dan in andere EU landen, en dat dit komt door het Nederlandse systeem. Zij baseerde haar uitspraken op het European Institute for Gender Equality (EIGE), een autonoom EU-instituut. Op hun website staat dat 14,9 van de 100.000 vrouwen en meisjes in Nederland in 2013 geregistreerd zijn als slachtoffers van mensenhandel. Dit is 6,48 keer zo hoog als het EU-gemiddelde van 2,3. EIGE baseert dit cijfer op een rapport van de Europese Commissie uit 2016, die officiële informatie opvroeg van elke lidstaat. Volgens het rapport zijn er in 2013 1.262 vrouwen in Nederland geregistreerd als slachtoffers van mensenhandel in de prostitutiesector. Een onderzoek van NRC (2018) concludeerde juist dat de cijfers die gebruikt worden door Helin niet te checken zijn.
  2. Amsterdammers over het wallengebied (Onderzoek, Informatie en Statistiek, januari 2019) in opdracht van Parool en AT5.
  3. Rapport Sekswerk en geweld in Nederland (PROUD en SOA/Aidsfonds, 13 september 2018). De dataverzameling voor dit interessante onderzoek is gedaan door mensen met ervaring met sekswerk wat vertrouwen kan vergroten. Het is onduidelijk of dit effect heeft op de resultaten aangezien er niet statistisch getest wordt tegen andere typen interviewers zoals maatschappelijk werkers. In de tekst wordt overigens een percentage van 39% van aanranding/verkrachting genoemd en niet 38% (p. 20).
  4. Banken zijn extra kritisch op sekswerkers, discriminatie? (Het Parool, 12 oktober 2019) en One World Hoe banken sekswerkers tegenwerken (Hella Dee, One World, 16 maart 2019)
  5. Sekswerkers aan het woord. De sociale positie van sekswerkers in Nederland in 2014 (A.L. Daalder, Regioplan Amsterdam).
  6. Onderzoek Maatschappelijke positie sekswerkers (J. Snippe, I. Schoonbeek &  C. Boxum. i.o.v. het WODC, 2018). Zie ook voetnoot 3.
  7. Unveiling the price of obscenity. Evidence from closing prostitution windows in The Netherlands (Erasmo Giambona & Rafael P. Gibas, 21 november, 2018). Ik sprak over dit onderzoek met een expert op het gebied van huizenprijzen analyse van onze afdeling die zei: “De methode in dit academisch onderzoek die gebruikt is zorgt er voor dat de schatting van 6000 euro per jaar hoogstwaarschijnlijk een ondergrens is”.
  8. What Money Can’t Buy, the Moral Limits Of Markets  (Michael J. Sandel, 2012). De Nederlandse vertaling is te verkrijgen onder de titel Niet alles is te koop. De colleges van deze Harvard hoogleraar zijn online beschikbaar.
  9. Rapport Prostitutie en Mensenhandel in Nederland (C.E. Dettmeijer-Vermeulen, Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, M. Boot-Matthijssen & S. Kragten-Heerdink). Het rapport onder voetnoot 3 noemt ook een percentage van 8% op pagina 15.
  10. Sekswerkers aan het woord.’ De sociale positie van sekswerkers in Nederland in 2014 (A.L. Daalder, Regioplan Amsterdam).
  11. In gesprek met de klant. Een onderzoek naar klanten van prostituees en hun rol bij de aanpak van misstanden (GGD Amsterdam 2014/3).
    In dit lezenswaardige onderzoek onder ongeveer 1000 klanten staat dat 57,9% van de klanten langer dan 10 jaar een prostituee bezoekt (het is de vraag of dit representatief is voor de hele populatie klanten). De aanname van 4x per jaar is een ondergrens (de mediaan is 5 of 6x per jaar). Zie ook pagina 66: “…slechts 1 op de 5 van de klanten zegt signalen van misstanden te kunnen herkennen”. Pagina 8 laat zien dat 13,6% van de klanten valt onder het profiel daadwerkelijk melder. Dit zijn klanten die zelf zeggen dat ze zich verantwoordelijk voelen, signalen herkennen en bereid zijn om tot actie over te gaan. Het rapport geeft op pagina 42 aan welke diensten worden afgenomen. Uit deze tabel is niet op te maken of 100% van de klanten 1 van de diensten pijpen, neuken of anale seks afneemt. Maar de hoge percentages suggereren dat in de meeste gevallen minimaal 1 van deze diensten afgenomen wordt. Ongeveer 90% van de klanten gaat niet altijd naar dezelfde prostituee, ongeveer 30% wisselt altijd en ruim 2/3 komt wel eens terug bij dezelfde prostituee (p.43/44).
  12. Een goed startpunt voor economen met interesse in het onderwerp is Philosophical Debates about Prostitution: State of the Question (L. Watson, 2019, verschenen in  The Southern Journal of Philosophy, 57(2), 165-193).
  13. Het is van belang om mensen voor te lichten over de orde van grootte en een onderscheid te maken tussen (i) aantallen slachtoffers, (ii) het aantal verkrachtingen en (iii) duidelijk te zijn over de periode waarover de cijfers gaan. Bij een ondergrens van de kans op dwang van 8% zouden er in Amsterdam 1000000/52 klantbezoeken per week zijn (zie rapport onder voetnoot 11). Vermenigvuldigd met 8% geeft dit 1534 verkrachtingen per week aangezien vrijwel alle klanten diensten afnemen die onder dwang tot verkrachting gerekend zouden worden (zie rapport onder voetnoot 11). Ter vergelijking: het aantal verkrachtingen per week dat gemeld wordt in heel Nederland is ongeveer 24 en met een meldingspercentage van 15% geeft dat een totaal van 150 verkrachtingen per week. Als we er vanuit gaan dat er gemeld wordt na de eerste verkrachting is het aantal verkrachtingen in de prostitutiesector in Amsterdam dus minstens 9,6 keer hoger dan alle verkrachtingen in Nederland bij elkaar onder de meest conservatieve aanname van dwang (8%). Dit kan een overschatting zijn als een melding van een verkrachting in Nederland meerdere verkrachtingen betreft en een onderschatting als een deel van de meldingen in heel Nederland de verkrachtingen in de prostitutiesector betreft. Ik heb hierbij overigens de 30% verkrachtingen per week gerelateerd aan klantgedrag niet meegerekend (zie rapport voetnoot 3).
  14. Zie bijvoorbeeld voor een succesvolle toepassing op het gebied van transport in Amsterdam Participatory Value Evaluation: a novel method to evaluate future urban mobility investments (N. Mouter, P. Koster & T. Dekker, 2019). Deze studie past een nieuwe representatieve participatieve waarderingsmethode toe waarin er ruimte is voor het geven van feitelijke informatie voor verschillende opties en verschillen in de normatieve afweging van deze informatie. Resultaten van deze studie hoeven overigens niet normerend te zijn voor het beleid maar kunnen zowel beleidsmakers en burgers wel informeren.